Voorzitter BFT vertrekt na klacht Hoge Raad
De Hoge Raad heeft een klacht tegen mr. Fred Hammerstein, de voorzitter van het Bureau Financieel Toezicht, gegrond verklaard.
Fred Hammerstein vertrekt in het najaar als voorzitter van Bureau Financieel Toezicht (BFT). Dit omdat de Hoge Raad eind juni 2017 een klacht van de Russische Federatie tegen hem gedeeltelijk gegrond heeft verklaard. Het BFT heeft een taak die nauw verband houdt met de handhaving van het tuchtrecht, dit was voor Hammerstein reden om zijn voorzitterschap neer te leggen.
Het bestuur en de directie van het BFT betreuren en respecteren het besluit van Hammerstein. Zij hebben alle vertrouwen in de voorzitter en twijfelen niet aan zijn integriteit en deskundigheid. Er wordt nu gezocht naar een opvolger.
Klacht deels gegrond: raadsheer had geen opinie moeten geven
De Hoge Raad heeft een klacht van de Russische Federatie tegen een raadsheer in buitengewone dienst (i.b.d.) bij de Hoge Raad deels gegrond verklaard. De raadsheer in buitengewone dienst (een raadsheerdie na zijn pensionering nog werkzaamheden kan verrichten) had zich vanwege zijn positie als lid van de Hoge Raad moeten onthouden van het geven van een opinie in een Belgische procedure tussen de Russische Federatie en olieconcern Yukos.
In drie arbitrageprocedures is de Russische Federatie in 2014 veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan Hulley Enterprises Ltd., Veteran Petroleum Ltd. en Yukos Universal Limited van 50 miljard dollar. De Russische Federatie heeft daarop bij de rechtbank Den Haag vorderingen ingesteld tot vernietiging van deze arbitragevonnissen. Bij de rechtbank in Brussel heeft de Russische Federatie gevraagd de uitvoering van de arbitrale vonnissen op te houden in afwachting van de afloop van de procedure bij de rechtbank Den Haag.
Yukos heeft de raadsheer i.b.d. gevraagd een inschatting te geven van de slagingskans van de door de Russische Federatie ingestelde vorderingen bij de rechtbank Den Haag. Deze inschatting is door de advocaat van Yukos in de procedure in Brussel ingebracht. In tegenstelling tot wat de raadsheer i.b.d. had ingeschat heeft de rechtbank Den Haag op 20 april 2016 de arbitragevonnissen vernietigd. De rechtbank in Brussel heeft in december 2016 de Russische Federatie niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
De Russische Federatie vindt dat de raadsheer i.b.d. zich niet in de Belgische procedure had mogen mengen omdat dit geschil wellicht aan de Hoge Raad kan worden voorgelegd. Die klacht wijst de Hoge Raad af omdat de raadsheervanwege het bereiken van de leeftijd van 70 jaar (de leeftijd waarop rechters hun werkzaamheden moeten neerleggen) in dit geschil geen rol meer zou kunnen spelen.
Verder voert de Russische Federatie aan dat een opinie van een lid van de Hoge Raad een dusdanig gewicht heeft dat zij daartegen geen verweer konden voeren. De Hoge Raad oordeelt dat de opinie van de raadsheer i.b.d. inderdaad is gezocht en ingebracht in de Belgische procedure niet alleen vanwege diens grote deskundigheid maar ook vanwege diens positie als lid van de Hoge Raad. De raadsheer i.b.d. had zich daarvan bewust moeten zijn en zich van de opinie moeten onthouden.
Uitspraak
Bron: Rechtspraak.nl 30 juni 2017 en KNB 6 juli 2017
