De nieuwe Participatiewet

Met ingang van 1 januari 2015 vervangt de Participatiewet  de Wet sociale werkvoorziening (WSW), de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). De Participatiewet heeft als doel om zoveel mogelijk werknemers met een beperking aan het werk te krijgen bij reguliere werkgevers. Door middel van verschillende maatregelen wordt de participatie van arbeidsbeperkten bevorderd.

De beoordeling over welke huidige Wajongers kunnen werken, blijft bij het UWV. Voor de Wajongers die al volledig en duurzaam arbeidsongeschikt waren en dat nu nog zijn, verandert er niets. Deze Wajongers behouden hun volledige UWV-uitkering. Maar Wajongers mét arbeidsvermogen, die ontvangen vanaf 2018 een lagere uitkering: slechts 70% van het wettelijk minimumloon in plaats van 75%.  Voor nieuwe jonggehandicapten met arbeidsvermogen die zich na 1 januari 2015 willen aanmelden, geldt dat zij niet meer naar het UWV kunnen voor inkomensondersteuning, maar dat zij zich bij de gemeente dienen te melden.

De Participatiewet behelst voor de huidige Wsw’ers met een vast dienstverband geen veranderingen. De Wsw’ers behouden hun baan en hun salaris. Echter, mensen met een Wsw-indicatie die per eind 2014 op de wachtlijst stonden, vallen vanaf 1 januari 2015 onder de Participatiewet.

De gevolgen voor bijstandsgerechtigden van de Participatiewet.

Met ingang van 1 januari  2015 hebben alle bijstandsgerechtigden te maken met dezelfde arbeidsverplichtingen. De gemeenten zijn dan verplicht om de bijstandsuitkering te verlagen van personen die niet voldoen aan hun arbeidsverplichtingen. Verder krijgen bijstandsgerechtigden een lagere bijstandsuitkering in het geval dat zij de woonkosten kunnen delen.

De wijzigingen voor de bijstand per 2015

De Participatiewet vervangt sedert 1 januari 2015 de Wet Werk en Bijstand (WWB). Gerechtigden op een bijstandsuitkering hebben hierdoor te maken met nieuwe bijstandsregels.

Belangrijke wijzigingen voor bijstandsgerechtigden

De Participatiewet wijzigt de rechten en plichten van bijstandsgerechtigden. De belangrijkste wijzigingen zijn:

 1.1 Gelijke arbeidsverplichtingen met verzwarende maatregelen

Met ingang van 1 januari 2015 hebben bijstandsgerechtigden te maken met dezelfde arbeidsverplichtingen, net zoals een ieder in de bijstand. Alle verplichtingen zijn duidelijk omschreven in de wet. Bijstandsgerechtigden dienen aangeboden werk te aanvaarden en moeten dit werk ook zien te behouden. Er wordt voorts een bereidheid geeist om voor het werk maximaal 3 uur per dag te reizen. Gemeenten hebben de plicht om de bijstandsuitkering verlagen van hun klanten die niet voldoen aan deze verplichtingen.

zakelijk

Sociaal Verhaal streeft er naar om mensen, met betalingsproblemen te helpen met gratis juridisch advies.

1.2          Kostendelersnorm in de bijstand

Sedert 1 januari 2015 hebben bijstandsgerechtigden recht op een lagere bijstandsuitkering wanneer zij de woonkosten kunnen delen met hun huisgenoten van 21 jaar of ouder. Dit heet de kostendelersnorm.

De kostendelersnorm houdt in dat als een bijstandsgerechtigde zijn woning deelt met meer volwassenen, de bijstandsuitkering daarop wordt aangepast (lees:verlaagd). Hoe meer personen van 21 jaar of ouder in uw woning, hoe lager uw bijstandsuitkering. De redenatie hierachter is dat als er meer personen in een woning wonen, de woonkosten gedeeld kunnen worden. Vandaar de kostendelersnorm.

1.2.1 Ingangsdatum kostendelersnorm

Wanneer u na 1 januari 2015 (opnieuw) een bijstandsuitkering aanvraagt, dan geldt de kostendelersnorm. Indien u reeds op 31 december 2014 een bijstandsuitkering ontving en u deelde op die dag met anderen een woning? En krijgt u de uitkering ook in 2015? Dan valt u onder het overgangsrecht. Uw bijstandsuitkering wordt dan tot 1 juli 2015 op de oude wijze berekend. Na 1 juli 2015 geldt voor u de (nieuwe) kostendelersnorm.

1.2.2 Bijstand met kostendelersnorm berekenen

Zoals eerder aangegeven, telt bij de kostendelersnorm het aantal huisgenoten mee voor het bepalen van de hoogte van uw bijstandsuitkering. Hoe meer personen van 21 jaar of ouder er in uw woning verblijven, hoe lager uw bijstandsuitkering wordt. De kostendelersnorm geldt eveneens voor huishoudens met 5 personen of meer. De totale bijstandsnorm  is 40% + (aantal leden huishouden) x 30%. De normhoogte per persoon is de totale bijstandsnorm gedeeld door aantal leden in een huishouden.

1.2.3 Uitzonderingen kostendelersnorm

Het is wel zo, dat niet alle huisgenoten meetellen voor de kostendelersnorm. Uitgezonderd zijn:

–       jongeren tot 21 jaar;

–       kamerhuurders met een commercieel contract (die een commerciële huurprijs betalen);

–       studenten die een opleiding volgen die recht kan geven op studiefinanciering of tegemoetkoming studiekosten;

–       studenten die een Beroeps Begeleidende Leerweg volgen (BBL-studenten).

 

1.2.4 Inkomsten en vermogen huisgenoten

Voor de kostendelersnorm tellen de inkomsten en het vermogen van andere huisgenoten niet mee voor het recht op bijstand. Dit is uiteraard wel zo wanneer u samenwoont met uw echtgenoot of een gezamenlijke huishouding voert met een partner.

1.2.5 Tegenprestatie bijstandsgerechtigden

Sedert 1 januari 2015 dienen de gemeenten duidelijk in een verordening vast te leggen welke tegenprestatie zij verlangen voor bijstand. De inhoud, de omvang en de duur van de tegenprestatie moeten precies omschreven zijn. In het geval van een tegenprestatie kan het gaan om onbetaalde maatschappelijk zinvolle activiteiten van beperkte duur en omvang.

Indien u een bijstandsuitkering ontvangt, dan dient u een tegenprestatie te verrichten zodra de gemeente daarom vraagt. Een tegenprestatie betreft een onbetaalde maatschappelijk zinvolle verrichting van een beperkte duur en omvang. Dit voor een paar uur per dag of per week voor de periode van een paar weken of maanden. De tegenprestatie mag geen werk zijn waar u normaal gesproken betaald voor kunt worden.

1.2.5.1 Wat is de tegenprestatie

Elke gemeente moet exact in hun verordening opnemen welke tegenprestatie zij van u verlangen voor de bijstand. Vast moet staan wat de inhoud, de omvang en de duur is van de gevraagde tegenprestatie. De gemeenten kunnen eigen voorbeelden vermelden waaruit de tegenprestatie dient te bestaan. De gemeente houdt rekening met uw persoonlijke omstandigheden bij het vragen van een tegenprestatie aan u. U kunt hierover zelf contact opnemen met uw gemeente.

1.2.5.2 Wat geldt voor u, wel of geen tegenprestatie ?

Elke gemeente dient in een aparte verordening op te nemen wanneer iemand (wel of niet) een tegenprestatie dient te verrichten.

1.2.5.2.1      Alleenstaande ouder met kinderen tot 5 jaar

Bent u een alleenstaande ouder met de volledige zorg voor kinderen tot 5 jaar? Dan heeft u een ontheffing van de arbeidsverplichting. U hoeft dan ook geen tegenprestatie te leveren.

1.2.5.2.2      Volledig en duurzaam arbeidsongeschikte


Bent u volledig en duurzaam arbeidsongeschikt? Dan bent u geheel vrijgesteld van de arbeids- en re-integratieverplichting. U hoeft dan ook geen tegenprestatie te leveren.

1.2.5.2.3      Vrijwilligerswerker

Wilt u vrijwilligerswerk doen? Dan dient u eerst met uw gemeente te overleggen of dit is aan te merken als tegenprestatie.

Voor vragen omtrent de Participatiewet en advies kunt u contact opnemen met Sociaal Verhaal.

1.2.5.3.3 Toeslag alleenstaande ouders 

Sedert 1 januari 2015 gelden voor alleenstaande ouders een lagere bijstandsnorm. Wel ontvangen zij extra kindgebonden budget.

De bijstandsnorm bepaalt welk bedrag aan bijstand u kunt ontvangen. Welke bijstandsnorm voor u van toepassing is, hangt af uw leeftijd en van uw leefsituatie. De Overheid stelt elk jaar vast, op 1 januari en 1 juli van het jaar, wat de nieuwe normbedragen zijn.

Bijstandsnormen per 1 juli 2015

Leefsituatie

Leeftijd Hoogte bijstandsuitkering
Gehuwd of samenwonend 21 jaar tot AOW-leeftijd 100% van het minimumloon (samen)
Alleenstaande 21 jaar tot AOW-leeftijd 70% van het minimumloon
Alleenstaande ouder 21 jaar tot AOW-leeftijd 70% van het minimumloon + extra kindgebonden buget (alleenstaande ouderkop)
Jongeren 18 tot 21 jaar Uitkering wordt afgeleid van de kinderbijslag

1.3 Bent u alleenstaande ouder zonder toeslagpartner?

Bent u alleenstaande ouder en heeft u geen toeslagpartner ? Dit houdt dan in dat u in aanmerking komt voor extra kindgebonden budget. Met ingang van 2015 heet dit de alleenstaande ouderkop (€ 3.050 per jaar). De alleenstaande ouderkop ontvangt u rechtstreeks van de Belastingdienst.

 

1.4 Bent u alleenstaande ouder met toeslagpartner?

Bent u een alleenstaande ouder met een toeslagpartner ? Dan heeft u geen recht op de alleenstaande ouderkop. Had u echter op 31 december 2014 recht op een alleenstaande ouder bijstandsuitkering? Dan valt u nog onder het overgangsrecht en heeft u tot 1 januari 2016 recht op extra kindgebonden buget. Na 1 januari 2016 ontvangt u dit niet meer.

1.5 Een lagere bijstandsuitkering met huisgenoten

Al uw huisgenoten tellen mee om de hoogte van uw bijstandsuitkering te bepalen. Hoe meer personen van 21 jaar of ouder in uw woning verblijven, hoe lager uw bijstandsuitkering wordt. De gedachte hierachter is dat als er meer personen in uw woning wonen, u uw woonkosten kunt delen. Dit noemt de Participatiewet de kostendelersnorm, de kostendelersnorm in de bijstand.

1.6 Samenwonend in bijstand is gelijk aan gehuwd zijn

Wanneers u samenwoont of een gezamenlijke huishouding voert met een partner, dan wordt u voor de bijstand gelijk gesteld met gehuwden. U heeft dan gezamenlijk recht op één bijstandsuitkering voor gehuwden.

1.7 Er geldt een taaleis voor bijstandsgerechtigden

De overheid gaat binnenkort voorwaarden stellen aan de taalvaardigheid van mensen in de bijstand. Een taaleis wordt ingevoerd om de kans op betaald werk te vergroten. Het wetsvoorstel Wet taaleis Wet werk en bijstand is op 17 maart 2015 aangenomen in de Eerste Kamer.

Het wetsvoorstel Wet taaleis Wet werk en bijstand wijzigt de Wet werk en bijstand (Participatiewet) en geeft uitvoering aan het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II. Met dit wetsvoorstel worden de voorwaarden voor de bijstand uitgebreid met een eis terzake de beheersing van de Nederlandse taal. Dit om de kansen voor participatie op de arbeidsmarkt voor bijstandsgerechtigden te vergroten.

2.0 DE GEVOLGEN VOOR WAJONGERS

Sedert 1 januari 2015 hebben alleen nog jonggehandicapten die niet in staat zijn om te werken recht op Wajong. Het UWV gaat in de periode van 2015 tot 2018 de gegevens van alle mensen met een Wajong-uitkering van vóór 2015 opnieuw tegen het licht houden. Het UWV doet dit om te kunnen vaststellen wie wel of wie geen mogelijkheden heeft om arbeid te verrichten.

 2.1 De gevolgen voor nieuwe Wajongers

Mensen met een ziekte of handicap die structureel geen arbeidscapaciteit / vermogen hebben, hebben zomogelijk recht op Wajong. Het gaat om mensen die nooit meer kunnen werken. Zij ontvangen van UWV een Wajong-uitkering wanneer ze voldoen aan de voorwaarden die hiervoor gelden. Jongehandicapten die wel arbeid kunnen verrichten, ontvangen van de gemeente een bijstandsuitkering als ze voldoen aan deze voorwaarden. Daarnaast gaat de gemeente actief helpen bij het vinden van gepast werk.

2.2 De gevolgen voor bestaande Wajongers

Het UWV gaat in de periode van 2015 tot 2018 de gegevens van alle Wajongers van voor 2015 opnieuw bekijken. Dit doet het UWV om te bepalen wie wel en wie geen mogelijkheden heeft om te werken.

–       Wajongers die niet kunnen werken

Wajongers zonder mogelijkheden om te werken, houden hun recht op de Wajong-uitkering.

–       Wajongers die kunnen werken

Wajongers die kunnen werken, krijgen hulp van UWV bij het zoeken naar geschikt werk. Ook zij houden hun recht op een Wajong-uitkering. De hoogte van de uitkering gaat voor hen echter wel wijzigen. Hun uitkering wordt verlaagd, vanaf 1 januari 2018 tot maximaal 70% van het minimumloon.

2.3 Herbeoordeling Wajong

Het UWV is niet bekend met het feit of alle Wajongers met een uitkering van voor 2010 (oude Wajong) kunnen werken. Voor een aantal hiervan is een (her)beoordeling door een arts of arbeidsdeskundige van het UWV nodig. HET UWV weet dit wel van Wajongers met een uitkering van na 2010 (nieuwe Wajong). Voor deze groep is een herbeoordeling niet nodig.

3.0 Gevolgen voor Wsw’ers

Sinds 1 januari  2015 mogen er geen mensen meer in de Wsw instromen. Dit is ook van toepassing voor mensen met een Wsw-indicatie die al op een wachtlijst stonden voor een Wsw-plek. Zij ontvangen zomogelijk bijstand. Bestaande Wsw’ers met een vast dienstverband behouden de baan en het salaris.

Er komen helaas geen nieuwe plaatsen meer in de sociale werkvoorziening. Alleen mensen die al op 31 december 2014 een vast contract hadden, behouden hun arbeidsplaats. De gemeente gaat zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking begeleiden naar werk bij een ‘gewone’ werkgever.

3.1 Op 31 december 2014 vast contract

Mensen die op 31 december 2014 een vast Wsw-dienstverband hadden, behouden hun baan en hun salaris. Het recht op salaris en op een plaats in de sociale werkvoorziening behouden zij tot aan de AOW-leeftijd. Wsw is de afkorting van Wet sociale werkvoorziening.

3.2 Op 31 december 2014 tijdelijk contract

Mensen die op 31 december 2014 een tijdelijk Wsw-dienstverband hadden, blijven de mogelijkheid houden op een plek in de sociale werkvoorziening. Als hun contract na 1 januari 2015 afloopt, is de gemeente echter niet verplicht om hen een vervolg-contract aan te bieden. Omdat het salaris hierdoor salaris stopt, komt deze groep mogelijk in aanmerking voor een werkloosheidsuitkering.

3.3 Op 31 december 2014 Wsw-indicatie maar geen contract

Mensen die op 31 december 2014 een Wsw-indicatie maar geen contract hadden, komen niet meer in de sociale werkvoorziening. Dat is ook het geval bij mensen die op 31 december 2014 met een Wsw-indicatie op de wachtlijst stonden. Deze groep kan wel hulp krijgen van de gemeente bij het zoeken naar een opleiding of naar betaald werk. Zomogelijk hebben zij recht op een bijstandsuitkering.

Dit zijn de gevolgen van de Participatiewet die per 1 januari 2015 in werking is getreden. Doel van de wet is om voor zoveel mogelijk mensen, met of zonder arbeidsbeperking, werk te vinden. De Participatiewet vervangt (onder meer) de Wet sociale werkvoorziening.

3.4 Extra banen voor mensen met handicap

De Overheid wil dat mensen met een arbeidsbeperking indien mogelijk een baan bij een ‘normale’ (reguliere) werkgever vinden. De Overheid wil dat er tot 2026 125.000 extra banen voor arbeidsgehandicapten bij komen: 100.000 bij bedrijven en 25.000 bij de overheid. De Overheid heeft dit met alle werkgevers afgesproken (‘banenafspraak’) in het sociaal akkoord.

Mensen die niet meer in de sociale werkvoorziening terecht kunnen, komen hierdoor met voorrang voor deze extra ‘normale’ banen bij de reguliere werkgevers in aanmerking.

Bron: De rijksoverheid 01-01-2015

Sociaal Verhaal streeft er naar om mensen, met betalingsproblemen te helpen met gratis juridisch advies.