Hoge deurwaarderskosten: Niet meer van deze tijd

Er is steeds meer ophef in de media over hoge deurwaarderskosten. En terecht: Die zijn niet meer van deze tijd. Alwaar de belastingdienst 16 euro (prijspeil 2017) rekent voor executoriaal beslag op een bankrekening, brengt de gerechtsdeurwaarder een bedrag van 168 euro (2017) voor dezelfde handeling in rekening. De kosten van overbetekening van dit derdenbeslag door de belastingdeurwaarder bedragen 16 euro, terwijl de deurwaarder voor zijn bezoek een bedrag van 68 euro rekent. Er woedt al jaren discussie in de politiek om tenminste de civiele dagvaarding (kosten voor de deurwaarder € 80 euro) af te schaffen en ‘betekening’ daarvan op dezelfde wijze te laten plaatsvinden als voor het verzoekschrift: Namelijk per aangetekende post door de rechtbank. In de rechtspraktijk werkt dit prima en ook het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering maakt geen verschil tussen het proces-inleidend karakter van de dagvaarding en het verzoekschrift. Op beide manieren is een rechtsgeschil aanhangig te maken. De reden waarom dit ‘gratis’ met een verzoekschrift kan (de rechtbank betaalt de kosten van de aangetekende verzending) en een proces-inleiding door de deurwaarder 80 euro moet kosten, is een volstrekt onduidelijk. En zo is er een flink aantal posten van het ‘Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders’, de BTAG (lees: de ambtelijke omzet van de deurwaarder) waarop valt af dingen op basis van een vergelijking met identieke verrichtingen door andere beroepsbeoefenaren. Een beslag op de inboedel kost bij de belastingdienst 50 euro minder dan bij de gerechtsdeurwaarder. En dit opnieuw voor de kosten van overbetekening en verkoopkosten van de inboedel. Dit klemt temeer omdat de gerechtsdeurwaarderslobby de “Koninklijke Beroepsvereniging van Gerechtsdeurwaarders” (KBvG) structureel bij het Ministerie klaagt dat de ambtelijke tarieven voor de deurwaarders te laag zijn en haar contributieleden met moeite de touwtjes aan elkaar kunnen knopen. Niets is minder waar! Nog afgezien van het feit dat de meeste gerechtsdeurwaarders naast hun ambtelijke deurwaarderspraktijk neveninkomsten genereren middels het voeren van een incassobureau, als bewindvoerder, of als opkoper van vorderingen, is het sinds jaar en dag praktijk dat gerechtsdeurwaarders een deel van hun ambtelijke omzet afstaan aan hun klanten / opdrachtgevers. In de praktijk zijn er gerechtsdeurwaarderskantoren die voor gemiddeld tien euro per stuk dagvaardingen en andere exploten voor incassobureaus uitbrengen. De meeropbrengst per exploot (al snel minimaal zestig euro) wordt daarbij rechtstreeks op de bankrekening van hun opdrachtgever annex het incassobureau bijgeschreven. Zo is er een – niet nader te noemen – incassobureau in Barendrecht dat jaarlijks ettelijke tienduizenden exploten door verschillende deurwaarders door heel Nederland laat betekenen. Inmiddels maakt deze ‘ambtelijke deurwaardersomzet’ een aanzienlijk deel uit van het winstmodel van het betreffende incassobureau. En de ‘deurwaarders-lobbyclub’ KBvG maar met droge ogen volhouden dat de ambtelijke BTAG-tarieven jaarlijks vooral steeds geïndexeerd moeten worden.  Een groot deel van de financiële problemen van schuldenaren kan door de politiek worden opgelost door de gerechtsdeurwaarderstarieven aan te passen aan de werkelijke kostprijs; indien een gerechtsdeurwaarderskantoor in staat is om jarenlang structureel 80 procent van de ambtelijke omzet aan de opdrachtgever af te staan, dan is er iets goed mis met de beeldvorming in de politiek over de juistheid van de door Onze Minister vastgestelde ambtelijke BTAG-tarieven. Een lastenverlichting voor de sociaal-zwakkere doelgroep op dit punt lijkt ons voor zowel links en rechts een politieke ‘quick-win’.

studiefinanciering